1987 – 1989

In 1987, ik was zevenendertig, werkte ik als docent aan een kunstopleiding. Een thema in mijn schilderwerk was op dat moment het Labyrinth. Het lezen van Frans van Dooren’s prozavertaling van de Divina Commedia veranderde alles.

Dante’s beginregels:

Nel mezzo del cammin di nostra vita
mi ritrovai per una selva oscura,
ché la diritta via era smarrita.

In van Dooren’s vertaling:
Op het midden van onze levensweg bevond ik me in een donker woud, omdat ik van de rechte weg was afgedwaald.

Direct herkende ik in deze regels het midden van mijn eigen leven. Het Labyrinth in mijn werk veranderde op slag in de plattegrond van de Hel zoals Dante die beschrijft. Ik besloot met mijn baan als leraar te stoppen, om mijn weg als vrij kunstenaar te kunnen volgen. Dante was daarbij mijn gids en in een periode van twee en half jaar schilderde ik bijna driehonderd abstracte aquarellen, geïnspireerd door zijn woorden. Of meer nog, door de beelden die zijn woorden bij mij opriepen.