Vrienden van mijn werk herinneren zich wellicht het project Nieuwe schilderingen voor de kapel van de Clarissen uit 2010-2011. Dat project dat uiteindelijk niet doorging maar wel heeft geleid tot de bijzondere ontmoeting met de zusters in Megen. De band met de zusters is gebleven.

Toen ik dan ook in het voorjaar van 2013 voor het eerst naar Zeeland reed om kennis te maken met de long stay tbs-kliniek werd ik direct getroffen door de wonderlijke overeenkomsten tussen de zusters en de tbs’ers. Beide voor het leven geïsoleerd achter hekken en muren. Voor de zusters een zelf gekozen isolement, voor de  tbs-ers door anderen gekozen.

Kort daarna vertelde ik iemand hierover en pakte daarbij een velletje papier om nog een andere relatie tussen Megen en Zeeland te laten zien. Tijdens mijn eerste autorit naar Zeeland viel me al de wonderlijke spiegeling op met de weg naar Megen. Om dat te illustreren krabbelde ik de routes: van Beuningen naar Wijchen, de A50 op, over de Maas bij Ravenstein linksaf, stuk of wat rotondes en dan weer links en je bent bij de kliniek. De weg vanaf Ravenstein de andere kant op, ongeveer even ver en evenveel rotondes en dan rechts en je bent bij het klooster (pak de kaart er maar bij). In plaats van dit te beschrijven had ik liever dat krabbeltje laten zien, het ligt ergens onvindbaar in mijn atelier. Ik heb het bewaard, want dat krabbeltje had de vorm van een kruis. Het Kruis. Deze toevalligheid wond mij toen op, nu terug kijkend naar de relatie tussen beide projecten zie ik er de betekenis van: het kruis als beeld van lijden, dood en opstanding. Van tevoren had ik niet gedacht ook bij veel van de tbs’ers diep gevoelde religiositeit  te ontmoeten.

landingsplaats bij de zusters

Het hoort geloof ik bij kunstenaars om in dit soort toeval-gebeurtenissen betekenis te zien. Bij mij werkt dat in ieder geval zo. In het tekeningetje met het kruis, de route, stonden de letters B, Z en M, van Beuningen, Zeeland en Megen. Ook de W van Wijchen, vlakbij Beuningen. Daar ontmoette ik Marco Luijk, zonder hem was het project in Zeeland er niet geweest. Wijchen, ook de woonplaats van Tom Mulder, al jaren liefhebber en ‘ambassadeur’ van mijn werk. Hij introduceerde mij bij de zusters in Megen. In 2000 deed hij dat ook al bij de Christengemeenschap in Arnhem, om een schetsontwerp te maken voor een altaarschildering met als thema Dood en Opstanding. Als dank voor zijn belangeloze bemiddeling schonk ik hem een van de schetsen die ik voor Arnhem maakte. Genereus als Tom is en de eindigheid van zijn leven indachtig heeft hij onlangs die schets aan de Clarissen geschonken. Als de zusters zo’n geschenk aanvaarden, dan doen ze dat grondig. Lang dachten ze na of ze het wilden, vervolgens over wat een geschikte plek voor het werk zou zijn. Het werd de recreatiezaal. Een van de zusters, Margiet, had uitgekiend hoe het moest worden. Ze liet de schilder een gele band op de muur schilderen, een tint donkerder dan het geel op het schilderij. Plaats en maat precies door haar bepaald. De lijst die ik voor het werk had gemaakt is zwart en heeft aan de bovenkant de vorm van een boog; aan mij het verzoek de achterkant geel te maken en de lijst achterstevoren om het werk te zetten. De gele baan werd de landingsplaats voor het schilderij.

De tafel die ervoor staat hoort erbij, met de kruik. Van een eeuwenoude kromme plank, afkomstig van een reftertafel, maakte zuster Margriet deze tafel en voegde daarmee aan het werk een dimensie toe. Ik kan die tafel niet zien zonder aan de avondmaalstafel te denken.

Het ophangen van het schilderij in aanwezigheid van alle zusters was een feestelijk moment. Ik maakte niet eerder mee dat een werk zo mooi ergens is geland. Het Vermeer-achtige licht is het middaglicht van 3 uur, ook het dagelijkse moment waarop de zusters in die zaal samen zijn.