Pigmentenkast

De opwinding van de laatste weken begon met een vraag van collega Vincent van Delft: "Kun jij iets met pigmenten." Mijn reactie was nogal lauw, ik gebruik alweer jaren de verf uit tubes. Vincent wil ruimte maken in zijn atelier, dus hij hield vol en liet me een foto zien. Op het schermpje van zijn camera zag ik iets waar ik meteen JA op zei. Een kist, in het gelid tientallen glazen potjes met kleur. We moesten maar eens een afspraak maken.

In de tijd die het duurde voor we die afspraak hadden, bedacht ik dat het mooi zou zijn om op een van de grote doeken van Willem, waar ik nu op bezig ben, een schilderij te maken van de kist en daarbij de pigmenten uit diezelfde kist te gebruiken. Een mooi idee ook om daarmee de schenkingen van twee collega's bij elkaar te brengen.

© Daan Kamerman

Het verhuizen van de kist was nogal een gesjouw, het was eigenlijk meer een kast. Een flinke houten koffer die rechtop vervoerd moest worden om de glazen potjes in de juiste positie te houden. Bij het openen in mijn atelier voelde het alsof ik een schatkist open maakte. Meer dan 125 potjes, niet alleen pigmenten, ook bindmiddelen, vulstoffen en voor mij raadselachtig materiaal. Op sommige zat een etiketje met de naam van de inhoud. Ik begreep al snel dat het idee om met het materiaal uit de kist een schilderij ervan te maken niet één op één uitvoerbaar zou zijn. Met de pigmenten, iets meer dan de helft, zal dat wel gaan. Maar met een potje ingedroogde standolie bijvoorbeeld is niets meer te beginnen. Daar moet ik iets op verzinnen. Hoe dan ook wil ik niet echt een natuurgetrouwe afbeelding schilderen, het zal een geabstraheerde vertaling worden. Ik zie wel, eerst maar eens kijken wat er allemaal in zit.

© Daan Kamerman

Mijn schilderhandboeken erbij om de materialen zoveel mogelijk determineren. De vooroorlogse boekjes van Meere, Het Schildersambacht, bleken daarbij het nuttigst. Ik ontdekte dat er op veel potjes aan de onderkant een etiket zit met de naam van de fabrikant, Sikkens, en een nummer. De nummering was willekeurig over de kist verdeeld, het zaakje zat dus behoorlijk door elkaar, maar ik liet het zo. Als ik hier een schilderij van maak wil ik de indeling houden zoals die nu is. Juist prachtig dat er aan de rechterkant tussen de minder kleurige stoffen een verdwaald molybdaatrood en spaansgroen terecht is gekomen. De sporen van het gebruik, gemorste kleur, vingerafdrukken en stof, het patina van de geschiedenis, het liefst wil ik alles zo laten.

Alsof het zo moet zijn, tref ik op de gang bij mijn atelier Mart Lenssen, vrijwilliger bij De Nieuwe Gang. Hij is gepensioneerd schilder. "Je moet even komen kijken Mart, ik heb iets dat je wel zal interesseren." Het enthousiasme over mijn verworven schatkist direct delend pakt hij zijn telefoon: "Ik bel Arie, hij heeft vroeger bij Sikkens gewerkt en weet er vast meer van." Nog geen tien minuten later is Arie Kersjes in het atelier, hij kent de kist niet maar heeft op zolder nog wel wat pigmenten en papieren met informatie. Misschien ook wel een lijst die bij de kist hoort. Na twee uur is Arie terug met als belangrijkste vondst een lijst met 140 nummers. Pigmenten, bindmiddelen e.d. Zou wel eens kunnen corresponderen met mijn kist, alleen bevat die 144 potjes. Met die lijst ga ik aan de slag. Het lijkt erop dat deze lijst inderdaad bij de kist hoort, de eerste 116 nummers kloppen. Op vier of vijf potjes na heb ik alles geïdentificeerd.

Er gaat een zondag overheen. Arie heeft niet stil gezeten, maandagmorgen is hij opgewonden aan de telefoon: "Op internet heb ik allerlei informatie gevonden over de pigmentenkist." Hij stuurt me de link. Het is een Masterscriptie in 2014 geschreven door Lise Wolfert in het kader van haar masterstudie Conservering en Restauratie aan de Universiteit van Amsterdam. Uit haar introductie:

Dit onderzoek is gericht op kennisgeving van de ontwikkeling van schildersmethoden en - materialen in gebouwen uit de wederopbouwperiode ten behoeve van kleuronderzoek en restauratie.

De aanleiding van dit onderzoek is de vraag van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) om meer informatie over het gebruik van de Sikkens pigmentenkast, die zij onlangs in het bezit hebben gekregen door schenking van het Nederlands Openluchtmuseum Arnhem. Verffabrikant Sikkens verspreidde deze pigmentenkasten in 1947 over schildervakscholen in Nederland, waar deze als toetsmateriaal gebruikt werden. De pigmentenkasten bevatten een verschillend aantal potjes met pigmenten en bindmiddelen.

Aanleiding voor deze studie blijkt dus de pigmentkist te zijn, die ik vanaf dat moment pigmentenkast ben gaan noemen. Een groot deel van de scriptie gaat over samenstelling en gebruik van de pigmentenkast. Ze werden dus in het nijverheidsonderwijs gebruikt, dat klopt met de de herkomst van de mijne. Vincent had zijn atelier in de voormalige LTS in Nijmegen. Daar was de kast achtergelaten. Van de enkele tientallen kasten die door Sikkens in 1947 zijn verspreid zijn er nog maar negen over. Dat zijn er nu dus tien.

© Daan Kamerman

De pigmenten zijn puur en hebben een krachtige kleurintensiteit. Als ik ze tot verf verwerk hoop ik dat ze zo veel mogelijk die intensiteit behouden. Mijn plan om ze te binden met lijnolie laat ik varen op advies van collega Marloes Meijburg. Zij is thuis in oude schildertechnieken en raad me aan een vette tempera te maken, een verf die zowel olie- als waterachtig is. De materialen daarvoor heb ik in huis gehaald. 2018 begint voor mij met het leren kennen van nieuw materiaal.

Als je mijn werk al langer volgt, dan weet je dat mijn fascinatie voor verfstoffen en pigmenten niet nieuw is. Voor mijn Dante-aquarellen uit 1987-1989 wreef ik soms zelfs mijn eigen pigmenten van lapis lazuli of malachiet, en in mijn vitrinekast staan verschillende objecten die getuigen van die fascinatie. Voorwerpen met hun verhaal.

Kobaltblauw, vermiljoen en "smalt"
"Smalt" en "Echtzinnober" met Het Historisch Laboratorium van Kees Moerbeek

De kobaltblauwe brokken en de pot met vermiljoenrood heb ik al een halve eeuw. Op de HBS was ik grootverbruiker van plakkaatverf, de kleine potjes waren bij mij gauw leeg. Daarom grote aangeschaft, die ik dan weer niet leeg kreeg. Zodoende heb ik er nog een paar staan. De pot met vermiljoen opende ik eens. Het plastic dekseltje was verteerd, de verf uitgedroogd. Brokken rood met de grootst mogelijke kleurintensiteit. Ik verbaasde me over de benaming op het etiket. In het Duits staat er Echtzinnober. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat Talens in de jaren '60 aan scholieren echte zinnober (kwikvermiljoen) verkocht. Dat is het zwaar giftige kwiksulfide. Een schitterend rood dat in vroeger eeuwen zelfs als make up werd gebruikt (men werd toen niet zo oud). Ik heb er Talens eens over opgebeld en kreeg een oude medewerker aan de lijn: "O nee meneer, kwikvermiljoen maken we al sinds de oorlog niet meer." Op mijn vraag wat er dan in mijn pot zit: "Dat is pigment rood 115 meneer." Wat heerlijk dat je nog iemand aan de telefoon krijgt met dit soort kennis paraat.

Het flesje dat vóór de pot met vermiljoen staat is een ander verhaal. Het zou smalt moeten zijn. Smalt is een blauw glasachtig materiaal dat al door de Egyptenaren werd gebruikt als pigment. In de 17de eeuw was het de belangrijkste grondstof voor helder blauwe verf, het alternatief lapis lazuli was zeer kostbaar. Nadeel van smalt is de geringe kleurbestendigheid. Winsor & Newton, de fabrikant van mijn favoriete aquarelverf, gaf ter gelegenheid van zijn 175ste verjaardag aan klanten een tubetje al sinds eeuwen niet meer gefabriceerde smalt cadeau. Het was geen smalt, maar het was een poging zo dicht mogelijk bij die oude kleur te komen. Ik was met die verf zo in mijn schik dat ik op een of andere manier wel acht of tien van die tubetjes heb weten te bemachtigen. Het is namelijk een prachtig blauw, dat vooral als je het overvloedig gebruik heel mooi violetterig bezinkt. In het stopflesje in de kast heb ik een bezinkproef gedaan. Het staat nu ondersteboven, de zwaarste pigmentdeeltjes zijn op de bodem van het flesje zichtbaar.

Smalt, aquarelverf, Winsor & Newton

Ik ben heel zuinig geworden met de laatste van die tubetjes. Tegenwoordig zijn fabrikanten van kunstenaarsverf verplicht op de verpakking te zetten welke pigmenten er gebruikt zijn en wat de bestanddelen precies zijn. Aan de achterkant van de tube's smalt staat met kleine lettertjes PV 15. De afkorting van Pigment violet 15. Daarmee valt mijn favoriete Winsor & Newton wel een beetje door de mand. Andere firma's verkopen aquarelverf met hetzelfde pigment, maar dan onder de naam Ultramarijnviolet.

Dat verteerde dekseltje op de pot rood heb ik vervangen door een 'bierviltje' van Kees Moerbeek. Zijn quasi-ernst van Het Historisch Laboratorium is daar zeer gepast.

Kobaltblauw en zoutkristallen

Tot slot een assemblage van brokken kobaltblauw, restanten uit mijn schooltijd. De opstelling van de lenzen geeft zicht op gekristalliseerd zout. Ook voor mij een raadselachtige opstelling...

 

© De foto's met de pigmentenkast zijn van de jonge fotografe Daan Kamerman. Terwijl zij volgend jaar pas met haar studie in Gent zal beginnen, heeft zij als winnaar van Kunstbende 2017 in februari een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam in het vooruitzicht.


Werk geland bij de Clarissen

Vrienden van mijn werk herinneren zich wellicht het project Nieuwe schilderingen voor de kapel van de Clarissen uit 2010-2011. Dat project dat uiteindelijk niet doorging maar wel heeft geleid tot de bijzondere ontmoeting met de zusters in Megen. De band met de zusters is gebleven.

Toen ik dan ook in het voorjaar van 2013 voor het eerst naar Zeeland reed om kennis te maken met de long stay tbs-kliniek werd ik direct getroffen door de wonderlijke overeenkomsten tussen de zusters en de tbs'ers. Beide voor het leven geïsoleerd achter hekken en muren. Voor de zusters een zelf gekozen isolement, voor de  tbs-ers door anderen gekozen.

Kort daarna vertelde ik iemand hierover en pakte daarbij een velletje papier om nog een andere relatie tussen Megen en Zeeland te laten zien. Tijdens mijn eerste autorit naar Zeeland viel me al de wonderlijke spiegeling op met de weg naar Megen. Om dat te illustreren krabbelde ik de routes: van Beuningen naar Wijchen, de A50 op, over de Maas bij Ravenstein linksaf, stuk of wat rotondes en dan weer links en je bent bij de kliniek. De weg vanaf Ravenstein de andere kant op, ongeveer even ver en evenveel rotondes en dan rechts en je bent bij het klooster (pak de kaart er maar bij). In plaats van dit te beschrijven had ik liever dat krabbeltje laten zien, het ligt ergens onvindbaar in mijn atelier. Ik heb het bewaard, want dat krabbeltje had de vorm van een kruis. Het Kruis. Deze toevalligheid wond mij toen op, nu terug kijkend naar de relatie tussen beide projecten zie ik er de betekenis van: het kruis als beeld van lijden, dood en opstanding. Van tevoren had ik niet gedacht ook bij veel van de tbs'ers diep gevoelde religiositeit  te ontmoeten.

landingsplaats bij de zusters

Het hoort geloof ik bij kunstenaars om in dit soort toeval-gebeurtenissen betekenis te zien. Bij mij werkt dat in ieder geval zo. In het tekeningetje met het kruis, de route, stonden de letters B, Z en M, van Beuningen, Zeeland en Megen. Ook de W van Wijchen, vlakbij Beuningen. Daar ontmoette ik Marco Luijk, zonder hem was het project in Zeeland er niet geweest. Wijchen, ook de woonplaats van Tom Mulder, al jaren liefhebber en 'ambassadeur' van mijn werk. Hij introduceerde mij bij de zusters in Megen. In 2000 deed hij dat ook al bij de Christengemeenschap in Arnhem, om een schetsontwerp te maken voor een altaarschildering met als thema Dood en Opstanding. Als dank voor zijn belangeloze bemiddeling schonk ik hem een van de schetsen die ik voor Arnhem maakte. Genereus als Tom is en de eindigheid van zijn leven indachtig heeft hij onlangs die schets aan de Clarissen geschonken. Als de zusters zo'n geschenk aanvaarden, dan doen ze dat grondig. Lang dachten ze na of ze het wilden, vervolgens over wat een geschikte plek voor het werk zou zijn. Het werd de recreatiezaal. Een van de zusters, Margiet, had uitgekiend hoe het moest worden. Ze liet de schilder een gele band op de muur schilderen, een tint donkerder dan het geel op het schilderij. Plaats en maat precies door haar bepaald. De lijst die ik voor het werk had gemaakt is zwart en heeft aan de bovenkant de vorm van een boog; aan mij het verzoek de achterkant geel te maken en de lijst achterstevoren om het werk te zetten. De gele baan werd de landingsplaats voor het schilderij.

De tafel die ervoor staat hoort erbij, met de kruik. Van een eeuwenoude kromme plank, afkomstig van een reftertafel, maakte zuster Margriet deze tafel en voegde daarmee aan het werk een dimensie toe. Ik kan die tafel niet zien zonder aan de avondmaalstafel te denken.

Het ophangen van het schilderij in aanwezigheid van alle zusters was een feestelijk moment. Ik maakte niet eerder mee dat een werk zo mooi ergens is geland. Het Vermeer-achtige licht is het middaglicht van 3 uur, ook het dagelijkse moment waarop de zusters in die zaal samen zijn.


Speelplaats - werkplaats

Keiko Sato bezig met haar installatie The things they left behind, Nico Huijbregts aan een klein schrijftafeltje werkt aan een tekst voor zijn boek over 99+1 kunstenaars uit Nijmegen en omgeving (daarover later meer), ik sta erbij en kijk ernaar. Dit speelde zich een tijdje geleden af in een zaal in Museum het Valkhof, de zwarte wanden maken het tot een theatrale setting. De foto van Teun Hocks werkt op dat zwart als een venster, de museumbezoeker is op een stoel geklommen en steekt zijn hoofd in een schilderij... kunst om in te verdwijnen.

Keiko Sato, The things they left behind (in opbouw) met Nico Huijbregts schrijft, Museum het Valkhof september 2017  © Keiko Sato

Als je weet dat Japanse kunstenaar Keiko Sato afkomstig is uit Fukushima, geeft de titel dit werk een indringende lading. Ik had Keiko leren kennen voor de deur van mijn atelier in De Nieuwe Gang, waar ze deze zomer een installatie maakte. Keiko is toen niet in mijn atelier binnen geweest, ik had het idee dat, door de manier waarop zij naar dingen kijkt, ze het daar wel interessant zou vinden. Het is vaste prik dat mijn bezoek er allereerst getroffen wordt door de 'troep' die ik verzameld heb. Tafels en vensterbanken vol met opgeraapt spul. Geordend, gestapeld, soms aan elkaar gemonteerd, assemblages, het lijken wel beeldjes... Ik leg dan omstandig uit dat dit niet mijn werk is en stuit daarbij vaak op onbegrip: "Waarom dan niet? Het is toch schitterend". In de loop der jaren heb ik een min of meer afdoende antwoord ontwikkeld, dat dit slechts het resultaat van spelen is. En dat deze Spielerei een omtrekkende beweging is om aan het werk te komen. En dat dat werk, het schilderen dus, voor mij een ernstige aangelegenheid is.

Om ruimte te maken voor het werk aan de grote doeken (zie mijn vorige blogpost) moest er een grote tafel die vol lag met vondsten weg. Er stonden al maanden ezels voor, dus er was nauwelijks iets van te zien. Maar weggooien is geen optie. Toevallig was voor mijn deur een timmerman bezig een vitrinekast te maken, de oude was afgedankt en stond buiten in de regen. Of ik die mocht hebben. Ik had bedacht dat op de glasplaten boven elkaar in de vitrine meer ruimte was als op de tafel. Om die ruimte te winnen de kast naar binnen gesleept, wit geschilderd en aan de slag: alles opnieuw ordenen. Spelen. Omtrekkende beweging (het zal de lezers van mijn blog opgevallen zijn dat ik sinds 17 mei niets gemeld heb over die grote schilderijen).

Vitrinekast met vondsten en assemblages

In de manier waarop ik Keiko bezig had gezien met het ordenen van dingen herkende ik me, dus ze moest naar mijn kast komen kijken. Zij kwam op 18 oktober, keek haar ogen uit, luisterde gretig naar mijn verhalen. "Dit moet je opschrijven" riep ze steeds, "dit is jouw werk". Het was een aanstekelijk bezoek. Ik merkte dat ze me op weg hielp, zij vertelt haar verhalen met het ordenen van dingen, ik orden allerlei, heb er verhalen bij maar vertel ze zelden. Ben van de school de dingen moeten het verhaal vertellen. Laat ik die school nu maar eens verlaten.

Klee en de bij

Ergens in 2001-2002, dochter Eva was een jaar of drie, vier. Na een concert kreeg ik van haar een bloem, aan een stukje garen vastgeknoopt hing een getekende en uitgeknipte bij. In een vaasje stond die lang op mijn tafel. De bloem al een tijdje verwelkt, het water in de vaas verdampt, het moest maar eens opgeruimd. Het bijtje mocht mee naar het atelier, daar waren genoeg dingen waar ze met haar draadje aan zou kunnen hangen.

Met schilderen was het een tobberige periode, de tekening van het bijtje confronteerde me met mijn eigen onmacht.  Het spelende tekenen van een kleuter, om jaloers op te worden. In zo'n tijd van tobben is het fijn om de handen te laten wapperen, dus het kwam goed uit dat mijn boek voor notities en schetsen vol was. Kon ik mooi een nieuwe maken. Deze keer met het voornemen er niet in te schrijven. Boek niet voor woorden maar voor beelden. Met de tong uit de mond tekende ik Eva's bij op de omslag. Niks spelen, maar wel beeld ervan, om mij te  herinneren aan mijn voornemen. De kralensnoer-achtige vormen op die omslag komen uit het schilderij Assyrisches Spiel van Paul Klee.

Omslag notitieboek, olieverf; in gebruik vanaf 2002

Vormen uit dat schilderij had ik al eens eerder gebruikt. Het geluid van een blikken muziekdoosje van de rommelmarkt, geplop en metalig plonk plonk, deed me eraan denken. Er stond een varkentje op in harde kleuren, dat schilderde ik over met zwart en daarop de door Klee geïnspireerde vormpjes. Dat bleek de verkeerde volgorde, Klee heeft het zwart later geschilderd over de lichtere tonen van een ouder schilderij en de vormen uitgespaard. Zo kun je veel preciezer werken.

Muziekdoosje; blik, olieverf en houten kralen

Eva's bij landde in verloop van tijd op verschillende voorwerpen, een enkele keer door mij opnieuw getekend in een aquarel. Eva's tekening vliegt nu al een tijd boven een steen vol kwartskristallen, voor een gele vlek.

Assemblage; steen met kwartskristallen (Waaloever) en bij (Eva)

De vormen op het blikken muziekdoosje bevielen me niet, maar overschilderen wilde ik ze niet. Bovendien bleef het raadsel van Klee's schilderij me achtervolgen: wat is dat Assyrisches Spiel eigenlijk voor spel? Raadsels zonder oplossing zijn het mooist, ze blijven je bezig houden. Zo speelde dit schilderij van Klee regelmatig door mijn hoofd. Ik moest het maar eens maken. Op de plaats van een driehoekje verscheen Eva's bij weer. Om mij er opnieuw aan te herinneren: speel!

Assyrisch spel, met bij en pion; 2004/2017

Aan de linkerkant van het werk staat nog zo'n driehoekje. Vier jaar na mijn eerste maakte ik daarom nog een keer hetzelfde schilderij, nu met het bijtje links. Twee bijna identieke schilderijen, met alleen het bijtje gespiegeld, dat kon ik niet zo laten. Het tweede werk bedekte ik met een laag bijenwas, donker getint, daarmee werd het een nachtelijke variant.

Zulke werken verlaten mijn atelier niet, te veel Klee. Ik lijst ze niet in, ze liggen in een la. Dit is niet mijn WERK, het is SPEL.

De vitrinekast met mijn vondstenverzameling brengt wat teweeg. Nadine Zanow (bevriende collega en buurvrouw) zag hem en reageerde meteen: "wacht even, ik heb iets voor je". Weg was ze. Na een paar minuten kwam ze terug met een plastic zakje: "jij kunt hier vast iets mee". Er zaten oude versleten en gerepareerde schaakstukjes in, afkomstig uit het huis van haar grootouders in Bulgarije. Door de ranke vorm van de pionnen waren de meeste gebroken, maar met een spijkertje erin nog te gebruiken. Ze deden me meteen aan het Assyrische spel van Klee denken. Door de vorm, de slijtage en ouderdom.

Schaakstukken, Bulgarije en lades uit naturaliënverzameling, Rijksmuseum

Mijn twee Klee's met de bij kwamen uit de la, ik heb ze in een diepe lijst gezet, met de achtergrond zwart. De enige twee pionnetjes die nog niet gebroken waren vonden hun plekje onderin de lijst. Het spel is klaar, het werk af. Wat mij betreft mogen ze het atelier verlaten.

Assyrisch spel, met bij en pion; 2004/2017 (detail)

 

Assyrisch nachtspel, met bij en pion; 2008/2017 (detail)