Na meer dan een jaar op reis zijn de portretten weer thuis. Ze zijn op hun eindbestemming, in de kliniek waar ze geschilderd zijn. De plek die ook voor veel van de geportretteerden de eindbestemming zal zijn.
De afgelopen weken is er hard aan gewerkt om de wanden van de gang waar de portrettengalerij is ingericht daarvoor geschikt te maken. Op dinsdag 7 november was de feestelijke opening en onthulling voor de bewoners en de medewerkers van de kliniek, met toespraken en muziek.
Edo de Vries, directeur van de Pompestichting, sprak van “thuis komen” van de portretten, na hun reis langs verschillende locaties in het land. Met als resultaat dat velen die de portretten zagen een positief beeld kregen: beeld van een mens. Voor de tbs’ers en de medewerkers in de klinieken een welkom tegenwicht tegen het negatieve beeld, zoals dat met regelmaat in de media oplaait.
Marco Luijk, de initiatiefnemer van het project wees in zijn toespraak op de symbolische betekenis van de gang waar de portretten hun plek hebben gevonden. Het is de gang die vanaf de portiersloge de ingang verbindt met het terrein waar de woon- en werkgebouwen zich bevinden. De gang waardoor nieuwe bewoners en bezoekers binnenkomen. Bewoners die op verlof gaan verlaten door die gang het terrein. De bewoners die er vertrekken, vertrekken door deze gang. Het is in alle opzichten de verbinding tussen binnen en buiten. De woorden binnen en buiten, die in de kliniek automatisch betekenen: deze kant en de andere kant van het hek.
Precies deze verbinding tussen binnen- en buitenwereld maken, was wat Marco met het project voor ogen had.
Het slotwoord was aan de kunstenaar.
In plaats van spreken begon ik met het Lied van de vogels van Pablo Casals op de cello. Casals speelde dit Catalaanse lied wereldwijd als toegift bij zijn concerten. Het was voor hem een eerbetoon aan zijn geliefde Catalonië. Pablo Casals weigerde Spaanse grond te betreden zolang de fascisten er aan de macht waren. De weemoed en het verlangen van de banneling en die van de gevangene, die moeten op elkaar lijken dacht ik zo. Vandaar dit lied. Ik was dan ook blij met de reactie van een van de mannen:
“Je hebt het goede lied uitgekozen.”
Ruim vier en half jaar terug vroeg Marco mij voor het project. Lang en veel werk, fijn werk, mooi werk. Werk met betekenis. Het belangrijkste wat het voor mij heeft betekent is de eigenlijk heel vanzelfsprekende ontdekking dat het bij het portret schilderen gaat om de ontmoeting. Op de kunstacademie leerden we juist het omgekeerde, onze leraar portret tekenen zei zelfs ooit: “het gaat om de vorm, de constructie, het maakt niet uit of je een mens of een stilleven voor je hebt.” De schilderijtjes nu zijn portretten van de ontmoetingen. Zeer, zeer bijzondere ontmoetingen, ook met degenen die niet wilden poseren.
De man die met het idee kwam van het witte paneeltje heeft bij wijze van openingshandeling dat lege paneeltje opgehangen. Samen schreven we in het kort het gesprek erop dat we destijds hadden:
“Je moet ook een paneeltje wit laten.”“Wat wil je daarmee vertellen?”Een heftige geschiedenis van een van de bewoners volgde: tientallen jaren in gevangenschap en klinieken; opsluiting en isolatie.“Die is dus niet eens meer in staat om bij jou te komen om model te zitten voor een portret. Hem moet je ook een gezicht geven.”
Met trots sluit ik deze blog af met een getal. Ik hoorde van Museum het Valkhof dat er op de tentoonstelling van de portretten 28970 (zegge achtentwintigduizendnegenhonderdzeventig) bezoekers zijn geweest. Met de mensen die portretten op de andere locaties hebben gezien, zijn dat er naar schatting mogelijk vijfendertigduizend.
Dit is de laatste post op deze blog over het portrettenproject. Hij blijft wel online, maar ik schrijf er niet meer op. Dat zal ik wel doen op mijn nieuwe blog op mijn vernieuwde website.
Kun je niet genoeg krijgen van het lezen over dit project, hieronder nog een toegift. Het is een artikel dat Sander Grip schreef naar aanleiding van de tentoonstelling in Den Haag. Het verscheen vorige maand in VenJ in beeld, het interne e-zine van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Foto’s bij het artikel ontbreken maar de trouwe volgers van mijn blog kennen de in de tekst genoemde titels of weten ze te vinden.
Onderaan zelfs een Pathuis-cartoon over het project uit hetzelfde interne e-zine van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Door de lens – Henk Hage
Sander Grip
Onherkenbaar gezien
Vier doosjes op een rolkar, gevuld met 88 paneeltjes van 17,4 bij 17,2 centimeter. “Dat is het”, lacht Henk Hage. Zijn expositie, groots in onderwerp maar klein in formaat, heeft deze zomer in de entree van de Haagse Turfmarkt 147 gehangen. En nu gaan ze achter slot en grendel: 88 portretten van bewoners van de afdeling Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg in het dorpje Zeeland. De afdeling voor tbs’ers met een longstay-indicatie wordt gerund door de Pompestichting, die de kunstenaar opdracht gaf haar bewoners onherkenbaar in beeld te brengen. De paneeltjes gaan terug naar de instelling waar ze vervaardigd zijn en komen er niet meer uit. Hen is hetzelfde lot beschoren als de bewoners die afgebeeld staan: aan het oog van de wereld onttrokken achter zwaarbeveiligde deuren en ramen.
“In mijn atelier in de kliniek hingen de 88 witte plankjes. Dat aantal bleek stomtoevallig overeen te komen met het aantal sterrenbeelden dat men in de oudheid had. Omdat de patiënten geen naam mochten hebben, schreef ik alle namen van de sterrenbeelden achterop de plankjes. Daarna heb ik ze in willekeurige volgorde opgehangen. Wie binnenkwam mocht een plankje uitkiezen en koos zo willekeurig de naam van zijn schilderij.”
“Dit is een van mijn favoriete schilderijtjes. Die man kwam naar me toe, ik was al een paar weken in de kliniek aan het werk en vroeg: ‘Ken je die en die kunstenaar?’ Nee, zei ik. Nou daar hield hij van! Ik zocht het op internet op en toen snapte ik wel waarom hij niet van mijn werk houdt: veel te abstract voor hem. Hij wilde dus niet geportretteerd worden. Maar na een jaar zei ik tegen hem dat ik bijna klaar was en of hij geen spijt zou krijgen. Ik kreeg een grom, maar na een half uur hoorde ik door de zaal: ‘He kunstenaar, kom eens! Kunnen we een afspraak maken? Ik heb maar één keer met hem gezeten en voor mijn gevoel is dit portret niet voltooid. Maar anderen vonden juist dat ik hem zo goed getroffen had.”
“Tuc 6, ik noem iedereen bij naam van zijn schilderij, is mijn favoriete model. Hij is zelf beeldhouwer, daar is hij in de kliniek mee begonnen en hij doet het niet onverdienstelijk. Ik voelde daardoor dat hij me de ruimte gaf los te gaan. Hij is de enige geweest die geen verwachtingen of wensen had bij mijn werk.”
Waarom deze reeks schilderijen?
“Marco Luijk, geestelijk verzorger van de Pompestichting in Zeeland, kwam met het idee. Hij stelde dat alle mensen gekend willen worden. Ook de mensen wiens vrijheid en zichtbaarheid ontnomen werd door de maatschappij omdat zij verschrikkelijke dingen gedaan hebben. Zij staan altijd onder toezicht, maar worden niet gezien. Hun lot hangt aan een touwtje waar ergens ver weg aan getrokken wordt; zo voelen ze dat. Eentje noemde jullie het Mysterie van Justitie.
Ik mocht hen zonder oordeel spreken en schilderen. Ik zet al mijn zintuigen open en luister naar ze. Intussen focus ik me op het schilderen. Ik kijk naar het schilderijtje, luister en schilder. Er zijn mannen geweest die twee uur bij me gezeten hebben zonder een woord te wisselen. En toch kon ik ze dan op het paneeltje vastleggen.”
Hoe reageerden de geportretteerden op je?
“Het is niet hun idee, niemand van hen heeft om een schilderij van zichzelf gevraagd. Dat merkte ik heel duidelijk. Ik was de man die met verf zat te kliederen. Zij werden niet gedwongen mee te werken, maar de meesten kwamen uiteindelijk wel langs. Vaak vroegen ze of ik ook een herkenbaar portret kon maken. Voor hun moeder. Ik zei dan: ‘Daar zit ik hier niet voor en bovendien kan ik dat helemaal niet.’ Dan lachten ze een beetje om me.”
Je zegt dat deze mensen niet gezien worden door de buitenwereld, maar zelf portretteer je ze ook onherkenbaar. Dan worden ze toch nog steeds niet gezien?
“Als mensen naar je kijken, merk je of ze je wel of niet echt aankijken. Denk aan mensen die aan het denken zijn terwijl ze naar je kijken. Dan lijkt de blik naar binnen gericht. Als ik portretten schilder, kijk ik ook naar binnen. Ik kijk niet naar je uiterlijk, naar je gelaat, maar ik kijk als het ware naar de indruk die je op me maakt. Ik kijk niet met mijn ogen maar met mijn ziel, zeg ik weleens. Daarom ben ik bij het schilderen ook gefocust op het doek en niet op de persoon die ik portretteer. Ik associeer op wat ik voel. In die zin zijn deze mensen wel degelijk herkenbaar: ik toon de indruk die zij op me maken, ik laat hun innerlijk zien. Dat maakt een portret in mijn ogen ook een goed portret: als je het wezen van iemand weet vast te leggen op het doek.”
Wat raakte je het meeste tijdens deze opdracht?
“Weet je wat moeilijk is om te portretteren? Keurige mensen. Mensen die het masker van keurigheid dragen en dat ook terug willen zien in het werk dat van ze gemaakt wordt. De fotograaf Robin de Puy zei eens: ‘Mensen die niets te verliezen hebben, geven makkelijk hun wezen bloot.’ Dat heb ik echt heel erg gevoeld in het jaar dat ik in de instelling werkte.
Ik werk normaal gesproken in mijn atelier en hier zat ik een jaar lang midden in een maatschappelijk beladen context. Het gaf mijn werk ineens een functie. Dat heb ik heel sterk gevoeld. De expositie heeft eerst in Museum het Valkhof gehangen. Er ging geen dag voorbij zonder dat ik een reactie kreeg. ‘Ik ken ze’, schreef iemand me. En een ander zei: ‘We zijn allen kinderen van dezelfde God.’ Voor mij betekent dit, dat ik deze mensen daadwerkelijk heb laten zien. En daar was het om te doen.”