Vorige week opnames voor Kunstuur (ik bericht t.z.t. de uitzenddatum). Voor het oog van de camera verprutste ik het portret Cmi 2 van 14 juli. Destijds stopte ik na een paar penseelstreken met het idee beter kan het niet worden. Nu, vier maanden later, in gezelschap van andere portretten, vond ik het toch te oppervlakkig. Daarom het portret opnieuw onder handen genomen. Ook een derde portret van CMi begonnen.
Eerst een interview voor de wand met portretten. Daarna aan het werk, CMi installeerde zich en ik …
… doorgaans gaat het vanzelf; we kletsen wat, ondertussen pak ik de kleuren die ik ga gebruiken. Meestal zonder daarbij te denken. Of het kwam door de snelle omschakeling van het interview, of louter door de aanwezigheid van een opname team, ik betrapte mezelf erop dat ik ging zitten bedenken welke kleuren ik zou pakken. Dacht terug aan de eerste sessie met CMi, zijn opgeruimde karakter en mijn keus voor geel, lichtblauw en roze. Mijn belangrijkste instrument, intuïtief te werk gaan, liet me even in de steek. Gelukkig merkte ik het en liet veel van de gekozen kleuren ongebruikt.
Als je op een schilderij dat je eerder goedkeurde verder werkt, kun je het beste alles maar zo snel mogelijk weg schilderen. Kill your darlings! Frank Auerbach, de door mij gewaardeerde schilder, zegt het ongeveer zo:
Een slecht schilderij overschilderen, levert nooit een goed schilderij op. Als je een goed schilderij overschildert, dan heb je kans dat het beter wordt.
Dus dat verprutsen is een noodzakelijk fase waar je doorheen moet werken. Dat ik het desondanks hier laat zien, is omdat ik iets wil vertellen over het derde portret van CMi. In het interview werd me gevraagd wanneer ik het meest tevreden ben. Na even aarzelen: “Soms overkomt het me dat ik, zonder te kijken, in een fractie van een seconde, met één penseelstreek iets tref, dat zó raak is… dat kan zelfs aan het begin van een sessie zijn, als je iemand nog maar net voor het eerst gezien hebt… het is iets wonderlijks, alsof het buiten je om gebeurt”.
Terwijl ik aan CMi 2 zat te werken, met violet op een brede kwast, zet ik op het lege paneeltje dat op een ezel naast me klaar staat, in één beweging een doorgaande streek. Kijkend naar het model zie ik niet wat ik doe. Verbaasd en verrast zie ik de vierkantige vorm. Klopt helemaal met het hoofd van het model. Wat kan ik hier nog aan toevoegen? Welnu, dat is het blauwe lijntje, ook in één beweging gezet, de plaats en richting van de ogen markerend.
De violette verf verdund met veel terpentijn, droogt vrij snel, zodat je door kunt met een tweede laag. In dit geval is de verf zo dun, dat die begint te druipen voordat die droog is. Juist daardoor zie ik dat het gezicht van CMi, de opgeruimde man, heel veel ‘huilends’ heeft. De druipende violette verf maakt voor mij dat huilen bij hem zichtbaar. Het violet, complementair van het geel van de eerdere versies van de portretten van CMi, die zijn zonnige kant lieten zien.
Overigens, CMi is de afkorting van Canis Minor, het sterrenbeeld Kleine Hond.
Model Aqr, schilderde ik ook al eerder en schreef erover bij een beweeglijk model en de violette man. Zijn wisselende stemmingen vragen om nog meer portretten. Gisteren kwam hij voor zijn derde portret.
Hoewel het bijna een half jaar geleden is dat ik hem schilderde, de karakteristieke trekken van zijn gelaat zijn mij direct vertrouwd. Ook bij hem is het alsof er geen maanden verstreken zijn. De boosheid van de violette man is er zo gauw hij voor me gaat zitten. Op mijn vraag of hij de tijd sinds de vorige sessie steeds boos is geweest:
“Nee hoor, ik ga gewoon verder waar we gebleven waren”.
Opmerkelijk is dat hij zijn violette portret, Aqr 2 9/23VI15, het enige goede voor de tentoonstelling vindt.
“Dat is tenminste geabstraheerd. Wat je daar ziet, zo is mijn karakter!”.
Aqr is zelf abstract expressionist, zegt hij. Nu zijn portret nog…
Hieronder het beloofde vervolg van Tuc 5. Aan dit portret werkte ik voor de derde keer.
Zonder dat ik aandacht gaf aan de ogen, heeft dit schilderij van Tuc wel zijn blik gekregen. Tussen de ogen en laag op het voorhoofd zit veel verf, daarin gebeurt van alles. Dat is aangezet door de dikke veeg in de eerste versie Tuc 5, 19X15. Als je zo’n richel verf laat zitten en verder werkt, dan blijft daar nieuwe verf achter hangen. Terwijl ik daar weer aan zat te werken en er nog meer verf zich daar ophoopte, zie ik dat Tuc met gesloten ogen zit, in meditatie. Als ik later vraag of hij de plekken in zijn lichaam aan kan wijzen waarin zijn meditatie zich concentreert, dan wijst hij als eerste op de plek tussen zijn ogen:
“Hier, de voorhoofd-chakra”.