portrettenproject Long Stay TBS

Categorie: Geen categorie (Pagina 11 van 13)

Paradijsvogel en broze man

Aps 1, 20V/28VII15

Aps 1, 20V/28VII15

Van de eerste werkdag op 20 mei had ik nog twee onvoltooide portretten van Aps. De man die zo treffend een bij hem passend sterrenbeeld koos, de paradijsvogel (zie het bericht Zoekt mijn aangezicht van 28 mei, Geheimhouding en titels). Brillen schilderen vind ik altijd lastig. Doe ik iets met het montuur? Helemaal of alleen stukjes daarvan? Of kan ik wat met het vergrotende effect van de glazen op de ogen? Terwijl ik met wat tipjes het montuur aangaf en er iets over opmerkte, kwam Aps:

“Ik heb dezelfde bril opgedaan als de vorige keer”.

“Heb je er dan meer?”

“Ja, ik heb er zeven”.

“Zo, dan mag ik wel zeggen dat je een ijdele man bent”.

“Dat zeg je niet van jezelf… maar het is wel zo”.

Dit stimuleerde mij portret Aps 1 aan de rechterkant, met nog de eerste roodbruine vegen zichtbaar, zo te laten. Als een soort staart. De paradijsvogel!

 

Car 2, 7/27VII15, detail

Car 2, 7/27VII15, detail

Portret Car 2 liet ik al in een eerdere fase zien, in het bericht van 9 juli, Grote woorden en meer verf. Toen vond ik het nog niet klaar. Ik wilde het gelaat meer kleur geven. Het hernemend, besloot ik iets anders. Juist het broze van de man trof me opnieuw. Dikkere verftoetsjes kunnen na goede droging dat fragiele krijgen. Als breekbaar schuim.

Car 1 maakte ik abstracter, door het gehele paneel met droge witte streken te bedekken. Zowel het gezicht als de achtergrond. De ondergrond er doorheen zichtbaar. Met wit en weinig kleur de trekken in het gelaat, nauwelijks zichtbaar. Op de detailfoto, hier onderaan, genomen met tegenlicht, worden de penseelstreken zichtbaar. Door de natte verf nog glanzend. Als dat droogt, krijgt dat dat brossige.

Car 1, 7/27VII15

Car 1, 7/27VII15

 

Car 1, 7/27VII15, detail

Car 1, 7/27VII15, detail

Car 1 is daarmee een breekbaar portret. Een beeld van iemand die zomaar kan verdwijnen.

“Je blaast… en hij is weg”.

“Ja, je blaast en hij is weg”.

Car, hij is eenentachtig, bij de eerste sessie:

“Ik zit hier te wachten op mijn dood”.

Dat zou nog wel eens lang kunnen duren, want hij verklaarde ook:

“De verzorging is hier heel goed hoor”.

 

28 juli 2015

28 juli 2015

 

 

 

 

“Henk, mag ik er uit?”

 

Com 1, 20VII15

Com 1, 20VII15

Dit model, Com, een grote, stille man, gesloten, kwam maar nauwelijks tevoorschijn. Het portret begonnen met oranje en turkoois blauw. Twee vlakken diagonaal gescheiden. Die diagonaal geeft dynamiek aan een schilderij, iets wat ik niet zo direct  gewaar werd bij Com. Dus waarom ik dat zo deed, weet ik niet. Als een model zich moeilijk prijs geeft, is het schilderen een proces van zoeken. Zoeken naar een ingang. Dat deed ik aanvankelijk door de vormen van zijn hoofd en trekken in het gezicht te schilderen. Toen dat hopeloos bleek, alles weg geschraapt. Mijn zichtbare geploeter opende iets bij Com. Zijn ogen werden groter; waren die eerst samen geknepen tot spleetjes, diep liggend in de oogkassen. Ze gingen open, ik zag er kleur in verschijnen. Het rood/oranje en turkoois blauw van het begin. Ik besloot me op die ogen, het kijken van Com te richten. Met lichte toetsen wit, voorzichtig verder gewerkt. Wat kleur, met violet de markante wenkbrauwboog. Wit voor neus, mond… er doemt iemand op uit de eerder weg geschraapte verf. Even pauze nu, het is zo teer, dat verpest ik zo maar weer. Com was aan koffie toe en stond al op de gang. Voor een gesloten deur:

“Henk, mag ik er uit?”

Nadat ik de deur voor hem had open gedaan, drong de betekenis van die woorden tot me door. Natuurlijk vroeg hij me alleen maar de deur naar buiten open te doen, zodat hij naar de koffie kon. Maar als iemand die opgesloten zit dit aan je vraagt, dan denk je onwillekeurig toch ook aan de deur naar ‘buiten’, zoals dat in de kliniek genoemd wordt. In het geval van Com, had het nog een andere betekenis. Alsof hij mij vroeg hem te bevrijden uit het in zichzelf opgesloten zijn.

 

Com 2, 20VII15, detail

Com 2, 20VII15, detail

De sessie na de pauze was duidelijk anders. Ik besloot Com 1 te laten rusten en ging verder met het tweede portret. Daar kreeg ik makkelijker vat op. De trekken in het gelaat werden duidelijker. Ik had geen aandrang meer om verf weg te schrapen, zoals ik voor de pauze had. Ik vond het juist wel goed, dat de lagen van het ontstaan van het schilderij over elkaar zichtbaar zijn:

“Het wordt wel mooi, je kunt zien dat je veel meegemaakt hebt”.

“Ik heb helemaal niks meegemaakt. Ik zit al vijfendertig jaar vast”.

Com had me al eerder zijn leeftijd verteld, negenenveertig. Hij zag dat ik zat te rekenen en hielp me aan het antwoord:

“Dertien”.

Dat zo’n eenvoudige som zo’n impact kan hebben. Door die getallen kreeg dat opgesloten zijn van Com een maat. Een verhouding tot zijn leeftijd. Wat een leven van opgesloten zijn teweeg kan brengen, krijgt bij hem een gezicht. Dat dan in zo’n portretsessie van twee uur, de stille zo gesloten man, de in zichzelf opgesloten man zich enigszins opent, dat ervaar ik als een geschenk. Dat ik dan Com 2 makkelijker schilder en het portret herkenbaarder wordt (vandaar hier slechts een detail) is daar het resultaat van. Ik besef ook, dat Com 1, het abstractere portret, juist het verhaal vertelt van de man die het grootste deel van zijn leven vast zit.

 

Herkenbaarheid en abstractie

Als Francis Bacon portretten schilderde, moest hij daar de geportretteerde nooit bij hebben. Hij vond de confrontatie van zijn getormenteerde portretten voor zijn modellen te pijnlijk.

Mus 1, 29VI15

Mus 1, 29VI15

 

Mus 1, van twee weken geleden, deed me aan het werk van Bacon denken. Ik maakte me dan ook zorgen over de reactie die het bij mijn model zou oproepen. Daags na het portretteren vroeg ik hem ernaar, of hij geen probleem had met het ‘verknipte’ van zijn portret.

“Welnee, helemaal niet. De werkelijkheid is nog veel erger”.

Zijn antwoord geeft natuurlijk te denken over zijn gemoedstoestand, hetgeen me door de gesprekken tijdens de sessie niet verbaasde. Moedig dat hij in deze spiegel durft te kijken.

Veel modellen zien zich graag herkenbaar en liefst mooi, terug in het portret. Dat maakt het schilderen voor mij lastig. De opdracht is immers dat de geportretteerden niet herkenbaar mogen zijn. Juist dit is voor mij de uitdaging van het project. “Voor herkenbare portretten moet je niet bij mij zijn”, stelde ik bondig, als het ter sprake kwam. Alsof er een scherpe grens te trekken is tussen wel en niet herkenbaar.

CMi 1, 14VII15 (onvoltooid)

CMi 1, 14VII15 (onvoltooid)

CMi 2, 14VII15

CMi 2, 14VII15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze twee nog niet voltooide portretten van CMi, zitten beide in het brede grensgebied tussen wel en niet herkenbaar. In CMi 1 heb ik gewerkt aan de uiterlijke kenmerken als de vormen in het gelaat, de oren, het haar. Cmi 2 zit nog dicht bij hoe die was na de eerste penseelstreken. Het overkomt me regelmatig dat ik na een paar penseelstreken, in twee of drie kleuren, het idee heb ‘beter kan het niet worden’. Dat was bij Cmi  ook het geval. Zelfs de eerste robuuste rode streken, met een brede kwast van onder naar boven gezet, waren al bijna genoeg. Vandaar dat ik dat in beide portretten gedaan heb. Bij Cmi 2 heb ik het robuuste vol kunnen houden, juist omdat ik constateerde dat er in CMi 1 door de detaillering iets verloren was gegaan. De manier waarop de blauwe vlekjes van de ogen erin staan bevalt me. Het rechteroog, met een dotje verf precies goed op het bovenste ooglid. Zoiets ontstaat. De mond zit wat dit betreft op het randje, de rand tussen iets wat ontstaan is en iets wat gemaakt is. Het rechtse oor, dat heb ik echt zitten schilderen, lijkt daardoor veel op het oor in CMi 1. Ik ben gestopt in deze fase, om niet teveel in dat ‘maken’ te komen. Bovendien, als ik de twee portretten vergelijk, dan heeft CMi 2 ook mijn voorkeur, omdat het de karakteristiek van het model beter treft. Zelf ziet hij liever CMi 1, ondanks de geringe uiterlijke gelijkenis.

Het is nogal logisch dat de geportretteerde naar herkenbaarheid in het portret zoekt, in eerste instantie uiterlijke herkenning. Toch is het me regelmatig overkomen dat de herkenning verder gaat. Zo vertelde een vriend, jaren nadat ik zijn portret geschilderd had: “Toen het portret klaar was, zag ik iets van mijzelf, dat ik nog nooit buiten me had gezien”. Dit is iets dat ons overkomen is, het model en de schilder. Het zou hoogmoedig zijn als ik simpelweg beweer het innerlijk te schilderen en niet het uiterlijk. Dat kan ons overkomen als ik me tijdens het schilderen aan de ene kant, met alle zintuigen, open stel voor de ontmoeting met de persoon die ik schilder. Aan de andere kant moet ik me zo veel mogelijk open stellen voor wat mij tijdens het schilderen toevalt.  Daartoe moet ik oog hebben voor de abstracte kwaliteiten van het schilderij. Oog hebben voor wat er in de verf, de streek, de kleur en de gelaagdheid zich aandient.

14 juli 2015

14 juli 2015

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2022 Henk Hage

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑