Henk Hage

portrettenproject Long Stay TBS

Pagina 10 van 13

Zijn en hebben in balans

Cae 2, 22IX15

Cae 2, 22IX15

In een fractie van een seconde is dit schilderijtje gemaakt. Zijdelings, terwijl ik mijn aandacht had bij het andere, Cae 1. Ik had Cae nog maar kort gezien. Niet meer dan de paar minuten van zijn entree in de werkplaats en het pakken van de juiste verf. Pas ’s avonds thuis zag ik op de foto ervan dat het een sterk schilderijtje is en dat het precies klopte met de indruk die Cae bij mij had achter gelaten. Maar is het wel een portret? Durf ik het zo te laten en erop te vertrouwen dat de eerste indruk, achteloos gepenseeld, iets wezenlijks laat zien van de man die ik kort daarvoor voor het eerst ontmoette? Is dit de fractie van de seconde waar de Braziliaanse fotograaf Sebastião Salagado over spreekt (zie: De eerste portretsessies)?

Gisteren kwam Cae voor de tweede sessie. Ik was benieuwd naar zijn reactie, als dit zijn voltooide portret zou zijn. Omdat zijn grote donkere ogen me vragend aankeken, precies zo open en uitnodigend als het centrum van de ovalen penseelstreek op het schilderijtje, zocht ik naar de passende woorden, in een poging hem uit te leggen wat ik in dit beeld zie. Zijn ogen bleven vragen, mijn woorden schoten tekort.  Wel kon hij zich vinden in mijn besluit dit schilderij te laten rusten en aan een nieuwe, Cae 3, te beginnen. Binnenkort meer…

Tri 2, 28IX15

Tri 2, 28IX15

Ook dit portret, Tri 2, is zo zijdelings geschilderd. In dit geval niet in een fractie van een seconde. Maar meer dan een paar minuten heb ik er niet aan zitten schilderen. Het is een soort samenvatting van wat ik tijdens het werken aan het andere schilderij (Tri 1, hier niet te zien) aan het ontdekken was. Er een paar dagen later naar kijkend, zie ik er veel van de man die er model voor zat in terug. In ieder geval meer, dan in het portret waarin ik heb zitten ploeteren aan het hoge voorhoofd, de puntige neus, grote oren en scheve mond die hij heeft. Daarom laat ik dat nu dan ook niet zien.

De ervaringen met deze twee schilderijen staan in groot contrast met mijn eerder genoemde verlangen om juist langer en vaker met hetzelfde model door te werken (zie: Langer doorwerken). Onderstaand portret van Tuc is het vierde dat ik van hem maakte, in de vijfde sessie. De sessies duren met hem meestal twee à drie uur. Bij elkaar heeft hij dus al een uur of twaalf voor me model gezeten.

Tuc 4, 21IX15

Tuc 4, 21IX15

Op de morgen van deze sessie kwam Tuc rimpelig binnen. Slechte nachtrust en ingrijpende gebeurtenissen zichtbaar in zijn gezicht. Nauwelijks gesproken tijdens het schilderen. Ik besefte dat dit kon door het vaker en langere werken. Juist in die stilte werd de aan Tuc zichtbare pijn niet weg gepraat. Het portret werd wel héél heftig. Meer nog dan in de hier zichtbare staat. Ik vroeg me zelfs af of hij tegen de confrontatie ermee bestand zou zijn. Daarom die heftigheid iets getemd. Achteraf gezien spijt daarvan. Volgende week komt Tuc weer. Waarschijnlijk kan ik dan niet verder met dit schilderij. Zijn stemming zal anders zijn, hoop ik voor hem.

Het grote verschil tussen het langdurige werken en de split second waarin iets essentieels zichtbaar wordt, zet mijn denken in gang. Die bijzondere intimiteit die kan ontstaan door de uren zitten en schilderen, tegenover dat wonderlijke geraakt worden door een eerste indruk. Beide zijn ingrediënt en voorwaarde voor een portret waarbij je iets van het wezenlijke wilt treffen. Meer wilt laten zien wie iemand is, dan wat hij heeft. Grote oren of de scheve mond, die heb je, die ben je niet. Net zo goed de sombere stemming, ook die heb je. De twee sterk geabstraheerde schilderijtjes hierboven getoond, laten mogelijk iets zien van hoe het model is. Hier stuit ik op het mooie filosofische verschil tussen hebben en zijn. Doch, mijn conclusie is niet eenduidig. Denkend daarover zou het zijn en de volledige abstractie mijn streven zijn. Maar, ik kan het niet over mijn hart verkrijgen, mijn modellen portretten aan te bieden zonder ogen en oren, zonder neus en mond…

29 september 2015

29 september 2015

 

De blog heeft sinds enkele weken een portrettengalerij, met naast elkaar een keus uit de eerder gepubliceerde portretten. De foto’s  daar zijn beter dan in de blogberichten. Vooral in de vergroting die gekozen kan worden, zie je beter de verf en meer van het schilderen.

 

Alle zintuigen open

Lac 2, 1/7IX15

Lac 2, 1/7IX15

Lac 1, 1/7XI15

Lac 1, 1/7XI15

Lac is een donkere man, waarmee in het begin van de sessie lastig contact te maken is. Nederlands is duidelijk niet zijn moedertaal, hoewel hij over een grote woordenschat beschikt. Door zijn sterke bril, waarvan de glazen veel licht reflecteren, zie ik zijn ogen bijna niet. Juist het oogcontact is voor mij belangrijk. Daarom zijn de meeste portretten en face. Maar op een raadselachtige manier maakt hij snel een opening:

“Toen ik jou zag, dacht ik dat je mijn oom was… Ben jij Lac en ben ik jou? Dat jij mij bent en ik jou…”

Cryptische woorden, voor mij op dat moment volkomen onbegrijpelijk. Ze sloten wel aan op waar ik zelf mee zat: nog geen twee uur daarvoor was ik gestopt met het werken aan portret Tuc 3 (zie het vorige bericht Langer doorwerken), worstelend met de vraag, wie er nu meer in het portret zit, het poserende model of de schilder. Geconcentreerd op het schilderen, dacht ik daar niet over na. Het is juist mooi als er zo’n raadsel in de lucht hangt. En dat was niet het enige raadselachtige. Als ik aan bepaalde delen van het gezicht werkte, bijvoorbeeld de kin, de kaaklijn, een wang of jukbeen, zei Lac die woorden. Wat ik met de penseel en verf schilderde, beschreef hij tegelijkertijd met woorden. Alsof hij het kon zien gebeuren, wat beslist niet zo was.

Hieronder de twee portretten nog onvoltooid, na de eerste sessie op 1 september. Er samen naar kijkend, gaf Lac zijn commentaar. De inspringende kaaklijn in Lac 2 beviel hem niet, de krullende streekjes van het haar van Lac 1 vond hij veel beter dan de dotjes verf in het andere portret.

Lac 2, 1IX15, onvoltooid

Lac 2, 1IX15, onvoltooid

Lac 1, 1IX15, onvoltooid

Lac 1, 1IX15, onvoltooid

 

 

 

 

 

 

De tweede sessie, een week later, verliep heel anders. Lac stelde voor om anders te gaan zitten. De stoel een beetje gedraaid, het portret in drie kwart in plaats van recht van voren. Ik vroeg hem wel naar mij te kijken. Door de schuine stand was de spiegeling van de brillenglazen verdwenen. Ik kon nu zijn ogen goed zien. Net als de eerste keer benoemde Lac wat ik aan het doen was. Ik verbaasde me er al niet meer over. Na het werken aan Lac 1 een korte pauze. We keken samen naar het portret. Het wit links van de mond was wat te wit naar mijn zin. Terwijl ik dat zie en bedenk dat ik daar nog wat aan wil doen, gaat Lac’s vinger naar dat plekje:

Lac 1, 1/7IX15, detail

Lac 1, 1/7IX15, detail

 

 

 

 

 

 

“Dat wit hier, dat moet weg.”

Op dat moment begin ik iets te begrijpen van dit raadselachtige contact. Het doet me denken aan hoe onze hond de beelden direct uit je hoofd oppikt. Wandel je over een bosweg en bent van plan eens linksaf te gaan waar je anders altijd rechtsaf gaat, de hond doet het al, vóór je ook maar iets laat merken. Denk je alleen het woord ‘links’, dan gebeurt er niks. Je moet het innerlijk voor je zien.

Bij het portret schilderen is dit precies wat ik doe. Kijken naar het model, gewoon met de ogen natuurlijk. En tegelijk bij jezelf naar binnen kijken, want daar resoneert als het ware de persoon die je aan het schilderen bent. Simpel gezegd, het gevoel dat je bij iemand hebt. Als portretschilder exploreer je die naar binnen gerichte zintuiglijkheid. Zo kan het gebeuren, dat er in het portret iets van de ontmoeting, iets van het wezen van die ander, zichtbaar wordt.

Ik vraag hem naar die cryptische opmerking van het begin, dat hij dacht dat ik zijn oom was. Bleek het niet zijn oom te zijn, maar zijn opa (er was meer verwarring van op elkaar lijkende woorden in zijn woordkeus, bijv. wijzend op zijn kin zei hij knie). Lac vertelde dat hij zijn vader en grootvader nooit gekend heeft. Waarmee hij geen verklaring gaf van zijn idee dat ik die opa was. Ik voelde me er wel door vereerd.

Samen besloten we dat na de pauze, voor portret Lac 2, de stoel andersom gezet moest worden. Hij wees daarbij zijn rechter schouder aan:

“Oprecht.”

Weer zo’n heerlijke verwisseling van woorden, ik begon er plezier in te krijgen. Uitgelegd wat oprecht betekent en dat het in dit geval rechts moest zijn. Ik begon ook lol te krijgen in het schilderen van de bril. De glazen reflecteerden het licht niet meer, ik kon  de ogen goed zien. Juist wel dat licht schilderen. Hier zelfs groter dan die bril. Alsof we hier een ziener zien. En dan te weten dat Lac deze sterke bril nodig heeft, omdat hij vanaf zijn geboorte zeer slechte ogen heeft. De bijna blinde ziener.

Lac 1, 1/7IX15, detail

Lac 2, 1/7IX15, detail

Aan de onderschriften bij de portretten is te zien dat ik er aan werkte op 1 en 7 september. Nu meer dan een week geleden. Het raadsel van deze ontmoeting is me de hele week bij gebleven. Er daagt me een vermoeden over wat daar gaande was. Om nu niet in een uitgebreide filosofische beschouwing te verzanden hier wat trefwoorden:

naar buiten én naar binnen kijken, met het hart kijken, alle zintuigen open; zonder oordeel en onbevangen. Lac neemt dat waar. Mythisch bewustzijn, wat was dat ook alweer? De portretten samen gemaakt.

 

Het vorige blogbericht, over Tuc 3, eindigt met een wordt vervolgd.  Hier het vervolg, het voltooide portret.

Tuc 3, 1/8IX15

Tuc 3, 1/8IX15

In dit portret zat ik aan het rechteroog (vanuit mij gezien) te werken. Tuc vertelde op hetzelfde moment over pijn uit zijn kindertijd. Ik zag in dat oog die pijn tevoorschijn komen, weliswaar maar een kleine fractie ervan …      … gestopt met het portret.

“Kijk, wat jij net vertelde, dat verschijnt in dit oog.”

Voor Tuc was er meer dan die fractie van die pijn waarneembaar.

15 september 2015

15 september 2015

Langer doorwerken

Tuc 2, 27VII/25VIII15

Tuc 2, 27VII/25VIII15

Tuc 2, 27VII15, onvoltooid

Tuc 2, 27VII15, onvoltooid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De eerste sessie met Tuc, vóór de vakantie, leverde twee acceptabele portretten op. Maar de gesprekken met hem riepen het verlangen bij me op langer door te werken. Tuc is beeldhouwer. Hij laat me foto’s van zijn werk zien. Ik ben er van onder de indruk en het is duidelijk dat hij aanvoelt waar ik met de portretten naar toe wil. We hebben het over maat en verhouding. Tuc is een grote man. We praten over kwetsbaarheid, over hoe klein hij in wezen is. Ik wil dichterbij dat wezenlijke komen, door vaker en langer met hem te werken. Het portret abstracter maken, niet omdat het model onherkenbaar moet zijn, maar om dichterbij het wezen te komen. Het portret aan de grens brengen, dat het haast louter verf is. Met Tuc durf ik dat avontuur aan. Heel anders dan wanneer de geportretteerde het schilderij aan zijn moeder wil geven. Ik hou me dan in, veronderstellend dat die moeder geen raad zou weten met een een portret van ‘louter verf’.

Na de vakantie afspraak voor de tweede sessie, met de intentie dat er nog meer zullen volgen. Ik denk daarbij aan Frank Auerbach. De Engelse schilder die honderden sessies door kan werken aan een portret. De verf steeds weer afschrapen en opnieuw beginnen.

Hierboven hetzelfde schilderij, Tuc 2, links na de tweede sessie en rechts nog onvoltooid na de eerste.

Tuc 1, 27VII15, onvoltooid

Tuc 1, 27VII15, onvoltooid

Tuc 1, 27VII/25VIII15

Tuc 1, 27VII/25VIII15

 

 

 

 

Hier ook Tuc 1, het andere portret na de eerste en tweede sessie. ’s Avonds thuis zag ik de foto’s ervan. Mijn plan om er nog lang aan door te werken kwam op dat moment op losse schroeven. Tuc 1, met de ronde vormen, het asymmetrische en Tuc 2,  door de witte penseelstreken monumentaal en ruimtelijk… waarom zou ik daar nog aan verder willen werken?

Toeval of niet, ondertussen had ik ontdekt dat er nu in Bonn een overzichtstentoonstelling van Frank Auerbach is. Afgelopen vrijdag met bevriende collega er naar toe. Zéér onder de indruk. Dus gisteren en eergisteren, met  Auerbach krachtig in mijn herinnering, aan het werk. Me realiserend dat ik vooral mijn eigen koers moet volgen.

Gisteren kwam Tuc voor de derde keer. Niet doorgegaan met de andere portretten, maar aan een nieuwe begonnen, Tuc 3. Eerst een intensief gesprek, met het model en de mensen van de filmploeg. Over Frank Auerbach, zijn verregaande abstractie en vooral de vraag wat in zijn schilderijen zichtbaar wordt. Is dat het wezenlijke van zijn model? Of meer nog het wezenlijke van de schilder?

Zo’n gesprek en dan meteen aan het schilderen, eigenlijk gaat dat niet… na een uur werken wilde ik even pauze, afstand nemen… op de gang sprak een van de arbeidstherapeuten me aan: ‘Wat is er met jou? Is er iets aan de hand? Voel je je wel goed? Je bent helemaal rood… en zo helemaal in jezelf?’ Daardoor realiseerde ik me hoe intensief en inspannend de ochtend geweest was. In het portret, Tuc 3, zie ik dát vooral terug. Het is een portret van mijn eigen inspanning. Zoals de portretten van Auerbach meer over Auerbach vertellen dan over zijn modellen. Een moment om te stoppen. Volgende week verder, wordt vervolgd…

 

Tuc 3, 1IX15, onvoltooid

Tuc 3, 1IX15, onvoltooid

 

1 september 2015

1 september 2015

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2022 Henk Hage

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑